en transcendentaal, lat., bovenzinnelijk, boven de grenzen der zinnelijke waarneming, der ervaring, verheven, uitdrukkingen die door Kant in de philosophie zijn ingevoerd; Transcendent noemt men alle begrippen die in een of anderen vorm het absolute of onvoorwaardelijke in zich sluiten, alle bespiegelingen welke boven het bevattings- en denkvermogen van den mensch gaan en waarvan hij niets zekers kan vaststellen. Transcendentaal beteekent eigenlijk: on het transcendente betrekking hebbende. Kant noemt zoo het kritisch onderzoek naar de mogelijkheid eener bovennatuurkunde, van een wetenschap die de grenzen der ervaring niet bij voorbaat overschrijdt, maar die grenzen wil leeren kennen, om dan uit te maken of zij te overschrijden zijn; daar dit onderzoek tot het inzicht leidde, dat het overschrijden dier grenzen een onmogelijkheid is, bestaat er voortaan tusschen de uitdrukkingen transcendent en transcendentaal eer een tegenstelling, dan een gelijkheid van beteekenis.
De transcendentaal-philosophie is de kritische wijsbegeerte van Kant, het onderzoek naar de vorming onzer kennis. Zie ook Philosophie. In Amerika worden Emerson en zijne volgelingen transcendentalisten genoemd omdat zij meenen het bovenzinnelijke bij intuïtie te kunnen bereiken. In de wiskunde heet alles, wat niet algebraïsch is, alle wiskunstige bewerkingen die niet tot de algebraïsche behooren (bijv. die met logarithmen, trigonometrische functies enz.) transcendent.