Riv., andoorn, plantengeslacht der fam. Labiatae, behaarde eenjarige of overblijvende kruiden met meestal gekartelde of gezaagde bladeren en schijnkransen van roode of lichtgele bloemen.
Van de 7 in Nederland groeiende soorten, komen vooral voor S. arrensis L., éénjarige plant met liggenden of opstijgenden stengel en bleekrose bloemkroon, die weinig langer is dan de kelk, S. sj/lvatica L. met zachtbehaarde gesteelde, hartvormigeironde bladeren en vrij groote donkerpurpere bloemkroon en S. 'palusiris L., hanepooten, holsteel, met langwerpige zittende of halfstengelomvattende bladeren en vuilrose bloemen. De verwante S. tuberifera Xaudin (S. of jinis B g e.), Japansche andoorn. Crosnes, wordt gekweekt wegens hare veelknollige wortelen, die gekookt of gebakken een smakelijke groente opleveren. De knollen worden in den herfst uit den grond genomen en in zand in den kelder bewaard.