muz., noemt men de juiste wijze van voordragen ten opzichte van rhythme en betoning. Hieruit volgt, dat de componist door het verkeerd aanbrengen van dynamische teekens, onnatuurlijke maatindeeling enz. tegen de P. kan zondigen.
Mathis Lussy geeft in zijn beroemd werk Traité de l’Expression musicale een aantal voorbeelden van onjuiste noteeringen. De grondlegger van de leer der P. is Momigny (1806). De voornaamste werken over de P. zijn: het reeds geciteerde van Lussy (Parijs, 7e éd. 1897); Rud. Westphals, Allg. Theorie seit Seb. Baeh (1880); H.
Riemann, Musik. Dynamik und Agogik (1884), Vademecum der Ph. (1900) en System der mus. Mhythmik und Matrik (1902); O. Tiersch, Bhythmik, Dynamik und Phrasirungslehre (1886); Fr. Kullak, Der Vortrag am Ende des 19. Jahrh. (1897); Ad. Carpé, Grouping, articulating and phrasing (Boston, 1898).