(hebr. Malkizedek, „koning der gerechtigheid”; vulgaat: Melchisedech) komt in Gen. 1, 14 voor als koning van Salem (d. i.
Jeruzalem) en als priester van den allerhoogsten God. Abraham brengt hem, bij den terugkeer van zijn krijgstocht ter bevrijding van Loth, het tiende en ontvangt M.’s zegen. In den brief aan de Romeinen wordt door allegorische uitlegging deze plaats in het Oude Testament als voorafbeelding van Christus, den waren hoogepriester, beschouwd.