duitsch theoloog (prot.), zoon van Philipp N. (zie boven), geb. 2A Sept. 1843 te Althaldensleben, werd 1888 hoogl. in de practische godgeleerdheid te Greifswald; hij richtte in 1897 met Stöcker en Weber de kerkelijk-sociale vereeniging op, die zich voornamelijk bezighoudt met het bestrijden van de richting-Naumann en van de vrijzinnige christenen. N. schreef, behalve bundels preeken, o. a.: Das Wesen der Wissenschaft und ihre Anwendung auf die Religion (Leipz. 1885), Die Mitarbeit der Kirche an der Lösung der socialen Frage (2de dr. 2 dln. 1897), Was ist christl.
Socialismus1? (2de dr. Berl 1896). In de „Zeitfragen des christl. Volkslebens” (Heilbronn, later Stuttgart) versehenen van zijn hand o. a.: Naturwissenschaft und Philosophie (1883), Die Inspiration der Heiligen Schrift und die histor. Kritik (1895), lieber wissenschaftliche und religiöse Gewissheit (1902). In 1871 belastte hij zich met de redactie van het „Volksblad voor Stad en Land”, 1879—99 uitgegeven als „Allgemeine konservative Monatschrift”, sinds al® „Monatschrift für Stadt und Land”.
