spaansch philoloog, geb. j 15 Dec. 1702 op Teneriffa, studeerde te Parjjs en Rouaan in de oude talen, en werd op verzoek van Juan Ferrera in 1732 bibliothecaris te Madrid en tien jaren later translateur bij het ministerie van buitenlandsche zaken. Hij overleed 23 Aug. 1771.
Tot zijn voornaamste werken behooren de catalogus der grieksche handschriften van de koninklijke bibliotheek te Madrid, waarvan echter alleen het eerste deel (Madr. 1769) verscheen; verder een lat. spraakkunst, waaraan hij zijn geheele leven werkte (Madr. 1771), en zijn lat. en spaansche epigrammen en spreekwoorden, die onder den titel Obras sueltas (2 dln., Madri. 1774) in het licht verschenen. Beide laatste werken werden na zijn dood uitgegeven door zijn neef, Tomas de I., dichter, geb. 18 Sept. 1750 te Orotava. Hij volgde zijn oom als translateur j bij het departement van buitenlandsche zaken j op, werd 1776 archivaris bij het militaire gerechtshof en overl. 17 Sept. 1791. Hij maakte vooral naam door zijn didactisch gedicht La musica (1780) en Fabulas literarias (1782), die beide in de meeste europeesche talen werden overgebracht. Ook gaf hij onderscheiden tooneelstukken uit. In 1787 verzamelde hij zijn werken in 6 dln., die, na zijn dood nog met 2 dln. vermeerderd, op nieuw in 1805 verschenen. Zijn gedichten staan ook in het verzamelwerk Poetas liricos del siglo XVIII ' (dl. 63 der „Biblioteca de autores espanoles”).