Gepubliceerd op 23-02-2021

Hooikoorts

betekenis & definitie

hooi-asthma, zomer- of herfstcatarrh, Catarrhus aestivus, een lichtkoortsige, met hardnekkige catarrh van het

neusslijmvlies en van de bovenste luchtwegen gepaard gaande aandoening, die allerlei ongemakken (aanhoudend niezen, asthma enz.) veroorzaakt en bij sommige personen regelmatig terugkeert, zoodra ze zich slechts blootstellen aan de uitwasemingen van zekere grassen (inzonderheid kort voor den hooitijd). De H. wordt veroorzaakt door de inademing van het stuifmeel van zekere grassoorten; dit stuifmeel, binnen in de luchtwegen geraakt, zwelt daar op en brengt er een aanhoudende prikkeling teweeg. De H. treedt nagenoeg uitsluitend op bij stedelingen; zij tast zelden personen boven de 40 jaar aan, en gemiddeld meer mannen dan vrouwen. De ziekte werd het eerst beschreven door den engelschen geneesheer John Bostock, in 1819. In 1902 is door prof. Dunbar een middel tegen H. (pollen-antitoxine) gevonden, dat door dr.

J. E. Alberts hier te lande is bekend gemaakt. Dunbar heeft aangetoond, dat

1. de H. wordt veroorzaakt door een specifiek gif, dat gemakkelijk in groote hoeveelheid verzameld kan worden,
2. dat dit gif of toxine zich niet, zooals de dragers van bacterieele infecties, in het lichaam van den zieke vermeerdert, dat het zich door betrekkelijk eenvoudige maatregelen verwijderd laat houden, en dat zijn tegengif bij experiment en ervaring werkzaam en afdoend is gebleken.

Dunbar’s tegengif bestaat uit een serum, dat bij indruppeling in oog en neus (in zeer hevige gevallen bij onderhuidsche injectie van 1 c.c. in den arm) bijna oogenblikkelijk baat brengt. Daar zich echter bij H. gaarne allerlei verergerende omstandigheden voegen, als verkoudheid, influenza-infectie, hooge temperatuur enz., is het serum niet altijd voldoende, maar is vooraf noodig verwijdering der bijkomende prikkelingssymptomen.