(Mustela furo, Putorius furo) Een tot dé Marterachtigen (zie ald.) behoorend roof-zoog* dier, dat den bunzing zeer nabij komt en naar de meening der meeste natuurvorschers slechts een albino dezer soort is, aangezien het een bijna witte pels en roode oogen heeft en uiterst gevoelig is voor koude; het is nog nergens in het wild aangetroffen; Aristoteles beschrijft het onder den naam lctis ; volgens Strabo zou het uit noordelijk Afrika naar Spanje zijn gebracht en zich vandaar, steeds in tammen staat, over geheel Europa verbreid hebben. Het fret is geelwit van kleur, het mannetje tot 19 centimeter hoog, tot 42 cm. lang, met tot 17 cm. langen staart; het wijf je is iets kleiner. Gelijk reeds ten tijde van Plinius wordt het fret nog heden algemeen voor de konijnenjacht, het dusgenaamde fretteeren, gebezigd; hiertoe wordt het van te voren matig gevoederde dier in het konijnenhol gelaten, waarvan men vooraf de zijgangen verstopt en de uitgangen der hoofdgangen met netten bespannen heeft; de konijnen, door het fret aangevallen, trachten te ontvluchten en geraken zoodoende in de netten: het fret wordt meestal gemuilkorfd, om te beletten dat het de konijnen doodbijt; verder wordt het, om de konijnen des te meer vrees aan te jagen, óok dikwijls van een halsband met bellen voorzien; niet zelden valt het fret door de jacht vermoeid of een konijn bemachtigd hebbende in de hem eigen slaapzucht, waarop het uren en soms dagen in het hol blijft liggen. Ook rattenvangers bezigen somtijds fretten. Het dier heeft voor beiderlei jacht geenerlei africhting noodig en is reeds, als het zes maanden oud is bruikbaar. Daar het een zeer bloeddorstig en niet ongevaarlijk dier is, moet het steeds in een welvoorzien hok worden gehouden en met omzichtigheid naar de jachtplaats worden gebracht. Het fret paart tweemaal ’s jaars; het wijfje werpt na 6weken dracht 5—10 jongen. Men voedt hetr ’t best met in melk geweekte zemelen, nu en dan een versch ei en fijngehakt, gekookt vleesch van kippen, duiven of ander gevogelte. Bij verkeerde of gebrekkige verzorging heeft het groote vatbaarheid voor een soort tering (frettenziekte), die reeds na 4 tot 5 dagen met den dood eindigt, alsook voor diarrhee, die het eveneens spoedig doet sterven. Eberth en Schimmelbach hebben een bacillus met levendige eigenbeweging als oorzaak der frettenziekte aangegeven.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk