belg. missionnaris en astronoom, geb. te Pitthem 1623, trad in de orde der Jezuïeten, werd in 1659 naar China gezonden, bracht daar 6 jaar in de gevangenis door, doch werd door keizer Kang-Hi bij diens meerderjarigverklaring benoemd tot voorzitter van den raad van wiskundigen. In deze hoedanigheid deed hij verschillende onderzoekingen op aardrijkskundig gebied, vervaardigde een kaart van het ïïemelsche rijk, leidde de onderhandelingen met Rusland, welke de grenzen van beide rijken vaststelden en de vervaardiging van meer dan 300 kanonnen (1681) en van verschillende astronomische instrumenten.
Zijn invloed bij den keizer trachtte hij dienstbaar te maken aan de verspreiding van het Christendom, door vrijen toegang te verkrijgen voor de missionarissen. Hij schreef voorts over de sterren- en aardrijkskunde en over China een aantal werken in het latijn en in het chineesch. Hij overleed den 28 'Jan. 1688 te Peking, waar hij met buitengewonen luister begraven werd.