duitsch philoloog en schrijver, geb. 6 Oct. 1764 te Gotha, studeerde ie Jena en Göttingen en werd in 1785 bij het gymnasium te Gotha, in 1807 bij het lyceum te Munchen geplaatst. In 1810 keerde hij naar Gotha terug, waar hij tot eersten bibliothecaris en tot directeur van het muntkabinet en van alle kunstverzamelingen werd aangesteld en 30 Maart 1847 overl.
Zoowel door de uitgaven van de Anlehomeria, van Bion en Moschus, der Anthologia Graeca en zijn Beitràge zur dltern Lilieratur (3 dln., 1835—43) deed hij zich kennen als een grondig geleerde. Ook gaf hij hoogduitsche vertalingen van eenige redevoeringen van Demosthenes en andere klassieke schrijvers. In ons land werd hij meer algemeen bekend door zijn, op gymnasia veel gebruikt Grieksch leerboek 4 dln. (duitsch: Elementarbuch der griech. Sprache, Jena 4 dln. 1805—11, sinds 1847 herdrukt onder toezicht van Classen, sinds 1880 van Warschauer).Zijn zoon, Paul Emil J., schilder, 1802 geb. te Gotha, ontving zijn opleiding aan de academie te Munchen. In 1824 ging hij naar Rome en toonde spoedig door zijn Opwekking van Lazarus, dat hij in den geest der oude meesters was doorgedrongen'. Na zijn terugkeer vandaar in 1829 wijdde hij zich eerst te Frankfort, later te Petersburg bijna geheel aan het portretschilderen. Een Hemelvaart van Christus en een Avondmaal deden hem het lidmaatschap der academie te Petersburg verwerven. In 1838 bezocht hij Griekenland en andermaal Rome. In 1840 vestigde hij zich te Gotha.
Hij overl. in 1866. Uit den bijbel koos hij onderwerpen als Simson bij Delila, Judith en Holofernes, Susanna in het bad. Ook schilderde hij Luther op den rijksdag te Worms, een Ecce homo, De engel des gerichts en der barmhartigheid enz.