De Plevier- of Kievietachtige vogels. Vogelfamilie van de orde der Steltloopers of Moerasvogels, Grallatores; een duim ontbreekt bij de meesten, doch komt voor bij de geslachten Vanellus en Glareola; de voorteenen hebben korte vingers, die bijna altijd door een vlies zijn verbonden; pooien meest kort, slechts bij de soorten van de geslachten ('ursorius en Oedicnemus lang ; snavel meestal aanmerkelijk korter dan bij de overige moerasvogels, alleen het geslacht Haematopus maakt hierop een uitzondering ; de neusgaten zijn meestal gelegen in de zijdelingsche holten des bovensnavels; de vleugels zijn gemiddeld of lang.
De meest gewone verblijfplaats dor vogels van deze familie is het zeestrand of rivieroevers, waar zij zich met insekten, wormen en weekdieren voeden. Gedurende den broedtijd houden enkele soorten der geslachten Oedienemus en Charadrius zich in zandige heidestreken op. In Nederland komen van deze familie broedende voor-, de goudplevier, Charadrius pluvialis, de morinel-plevier , Charadrius morinellus , de strandplevier, Charadrius cantianus, de kieviet,
Vanelluseristatus, de griel, Oedicnc muscrepitans, en de scholekster, Haematopus ostralegus; op den trek verschijnen hier te lande: de bonthekplevicr, Charadrius hiaticula, de kleine plevier, Charadrius minor, de goudkieviet,
Van ellussquatarola, de steelooper, Strepsilas interpres. Behalve het geslacht Strepslias waarvan de eenige soort alleen het noorden der heide halfronden bewoont, zijn de overige geslachten, waarvan in Nederland vertegenwoordigers voorkomen, over een groot deel van de aarde verspreid; het geslacht Cursor i u s is beperkt tot de tropen van Afrika en Azië.