Spaansche ridderorde, ingesteld ten tijde van Alfonso VIII van Castilië en benoemd naar een spaansch slot, Calatrava, dat genoemde vorstin 1146 op Cordoba veroverde en dat in 1149 den Tempellieeren ter verdediging werd overgegeven; deze konden het slechts tot 1157 behouden en moesten het toen aan Sancho III teruggeven, die het in 1158 den abt Raymond van het Cisterciënserklooster Fitero ter verdediging overliet; genoemde abt bevestigde het slot en stelde nog hetzelfde jaar een ridderorde in, onder de regels der Cisterciensers; na den dood des stichters scheidden de ridders der orde zich van de monniken af, zomier echter het geestelijk verband met de Cisterciensers te verbreken, kozen don (Jareins de Redon tot hun eersten grootmeester, en verkregen 2(5 Sopt. 1104 van Alcxandcr ML de pauseiijke bevesttging; toen in 1197 Calatrava aan de Moeren verloren ging, togen de ridders naar Salvaticrra, en begon de orde den imam 'van Orde van '‘Salvaticrra te voeren, tot in ~ 1212 Calastrava weer in hun bezit kwam; in 15)21* werd het grootmeesterschap der orde door den paus voor altijd met de Spaansche kroon vereenigd; in 1540 verkregen de ridders het recht te huwen, doch moesten zich verbinden het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria te verdedigen. Sinds 1808 wordt de orde bijna geheel als een orde van verdienste opgevat.
Door de republikeinsehe rcgeering van 1872 werd zij opgeheven, door Alfonso XIII echter weer hersteld, liet ordekleed bestaat uit een witten mantel, met een rood kruis van leliën op de linkerzijde; het ordeteeken is een _ een ruitvormig van boven met trophceëu versierd zilveren veld, en wordt gedragen aan een ronden band.
