Berthold delbrück

betekenis & definitie

Duitsch taalvorscher, geb. 26 Juli 1842, studeerde philologie te Halle en Sanskriet te Berlijn, werd in 1869 hoogleeraar in de vergelijkende taalstudie en in Sanskriet te Jena; hij schreef: Syntaxische Forschungen (deel —5 Halle 1871—88), Vedische Chrestomathie (1874). Das altind. Verbum aus den Hymnen des Rigveda seinem Baue nach dargestellt (1874), Einleitung in das Sprachstudium (1880), Ueber die indogerman. Verwandtschaftsnamen (1889), Vergleichende Syntax der indo-german. Sprachen (3 dln., Staatsb.1893— 191)0),Grundfragen der Sprachforschung (Straatsburg, 1901).