Duitsch schrijver, geb. 28 Febr. 1812 te Nordstetten, uit joodsche ouders, overl. 8 Febr. 1882 te Cannes. Voor rabbijn bestemd kreeg hij te Hechingen en te Karlsruhe een talmudsche opvoeding, en bezocht voorts het gymnasium te Stuttgart.
In 1832 begon hij zich aan de rechten te wijden (te Tübingen) en studeerde later, daartoe door Strauss en Schlosser opgewekt, philosophie en geschiedenis (te München en te Heidelberg). Na 1836 vestigde hij zich achtereenvolgens te Frankfurt a/M., Mainz, Weimar, Leipzig, Breslau, Weenen, Dresden, Berlijn, Stuttgart en eindelijk weer te Berlijn. Zijn meest bekende werken zijn: Das Ghetto, een reeks romans uit de geschiedenis des jodendoms (1837), Der gebïldete Burger, Buch für den denkenden Mittelstand, (1842), Schwarziodlder Dorfgeschichten (4.843,), Neues Leben (1851); Auf der Höhe; hij leverde verder eene vertaling van Spinoza’s werken, vergezeld van een biografie ; gedurende den fransch-duitschen oorlog was A. in het hoofdkwartier van den groothertog van Baden en schreef heftige pamfletten tegen Frankrijk, die tezamen onder den titel Wider unser (4871) het licht zagen.