Duitsch zoöloog, geb. 31 Jan. 1824 te Munster; aan de hoogescholen te Münster en te Berlijn studeerde hij theologie en philologie, en wijdde zich later aan de natuurwetenschappen; in 1859 werd hij docent in de zoölogie aan de hoogeschool te Münster en in 1869 professor aan de Forstakademie te Eberswalde. Men heeft van hem o. a. „Die Säugetiere des Münsterlandes” (1867); — „Der Vogel und sein Leben”; — „ Forstzoologie”; — „Die Artenkennzeichen des inländischen entenartigen Geflügels”; — „Waldbeschädigung durch Tiere”.
In vereeniging met Landois schreef hij: „Lehrbuch der Zoologie”.