Gepubliceerd op 20-01-2021

Bergen (noorwegen)

betekenis & definitie

1) Stift van het koninkrijk Noorwegen, omvattende de ambten Stad-Bergen, Nordro Bergenhus, Söndre Bergenhus, en de voogdij Söndmöre van het ambt Romsdal; 39364 km2.; 315.000 inw.

2) Hoofdpl. en ambt van het stift B , ten opzichte van den uitvoer en de stoomscheepvaart de eerste handelsstad van Noorwegen; zij is gelegen aan de westkust van genoemd land, rondom do Wagen, de binnenste bocht van de Byfjord, die een voortreffelijke, door hooge en steile rotsen omgeven en op het noorden uitmuntend beschutte haven vormt; de stad ligt aan do spoorlijn B.-Bossevangen. Achter de stad verheft zich een rotsig gebergte van 250—650 m. hoogte. De aan de kust gelegen vesting Bergenhus en de citadellen Frederiksborg en Sverresborg worden sinds 1873 nog slechts als kazernen gebruikt. Hoewel gelegen onder 60° 24' N.B., derhalve noordelijker dan Petersburg, heeft B. een betrekkelijk zacht klimaat (grootste winterkoude — 8° C.) met sterken regenval (meer dan 1800 m.M.) De straten zijn nauw, bochtig en onregelmatig; een goed deel der huizen is van hout en in den eigenaardigen scandinavischen bouwtrant opgetrokken. Het stadsdeel dat bij den grooten brand van 30 Mei 1855 in de ascli werd gelegd, is geheel nieuw opgebouwd en maakt thans het schoonste gedeelte der stad uit. De stad is zetel eens bisschops; er is een nederl. consulair ambtenaar gevestigd. 65,000 inw. Er is een kweekschool voor de zeevaart, een openbare bibliotheek met 40,000 boeken, een sterrewacht, een museum enz. De stad verkreeg reeds in 1070 stedelijke rechten; in 1445 vestigden de duitsclio Hanzesteden hier vier factorijen, die gaandeweg al den handel van de omgeving aan zich trokken, en zeer aanmatigend en met de grootste willekeur optraden, tot zij in 1559 ten gevolge van de vijandige houding der bevolking, die deze handelwijze moede werd, zich genoodzaakt zagen op te breken.