Werkwoorden vervoegen
zegevieren
Tegenwoordige tijd zegevieren
Ik zegevier
Jij zegeviert
zegevier jij?
U zegeviert
Hij/Zij/Het zegeviert
Wij zegevieren
Jullie zegevieren
Zij zegevieren
Verleden tijd van zegevieren
Ik zegevierde
Jij/U zegevierde
Hij/Zij/Het zegevierde
Wij zegevierden
Jullie zegevierden
Zij zegevierden
Voltooid deelwoord van zegevieren
gezegevierd
Tegenwoordig deelwoord van zegevieren
zegevierend