Werkwoorden vervoegen
zaligen
Tegenwoordige tijd zaligen
Ik zalig
Jij zaligt
zalig jij?
U zaligt
Hij/Zij/Het zaligt
Wij zaligen
Jullie zaligen
Zij zaligen
Verleden tijd van zaligen
Ik zaligde
Jij/U zaligde
Hij/Zij/Het zaligde
Wij zaligden
Jullie zaligden
Zij zaligden
Voltooid deelwoord van zaligen
gezaligd
Tegenwoordig deelwoord van zaligen
zaligend