Werkwoorden vervoegen
weekenden
Tegenwoordige tijd weekenden
Ik weekend
Jij weekendt
weekend jij?
U weekendt
Hij/Zij/Het weekendt
Wij weekenden
Jullie weekenden
Zij weekenden
Verleden tijd van weekenden
Ik weekendde
Jij/U weekendde
Hij/Zij/Het weekendde
Wij weekendden
Jullie weekendden
Zij weekendden
Voltooid deelwoord van weekenden
geweekend
Tegenwoordig deelwoord van weekenden
weekendend