Werkwoorden vervoegen
wapenen
Tegenwoordige tijd wapenen
Ik wapen
Jij wapent
wapen jij?
U wapent
Hij/Zij/Het wapent
Wij wapenen
Jullie wapenen
Zij wapenen
Verleden tijd van wapenen
Ik wapende
Jij/U wapende
Hij/Zij/Het wapende
Wij wapenden
Jullie wapenden
Zij wapenden
Voltooid deelwoord van wapenen
gewapend
Tegenwoordig deelwoord van wapenen
wapenend