Werkwoorden vervoegen
waarderen
Tegenwoordige tijd waarderen
Ik waardeer
Jij waardeert
waardeer jij?
U waardeert
Hij/Zij/Het waardeert
Wij waarderen
Jullie waarderen
Zij waarderen
Verleden tijd van waarderen
Ik waardeerde
Jij/U waardeerde
Hij/Zij/Het waardeerde
Wij waardeerden
Jullie waardeerden
Zij waardeerden
Voltooid deelwoord van waarderen
gewaardeerd
Tegenwoordig deelwoord van waarderen
waarderend