Werkwoorden vervoegen
voortzetten
Tegenwoordige tijd voortzetten
Ik zet voort
Jij zet voort
zet jij voort?
U zet voort
Hij/Zij/Het zet voort
Wij zetten voort
Jullie zetten voort
Zij zetten voort
Verleden tijd van voortzetten
Ik zette voort
Jij/U zette voort
Hij/Zij/Het zette voort
Wij zetten voort
Jullie zetten voort
Zij zetten voort
Voltooid deelwoord van voortzetten
voortgezet
Tegenwoordig deelwoord van voortzetten
voortzettend