Werkwoorden vervoegen
vooronderstellen
Tegenwoordige tijd vooronderstellen
Ik vooronderstel
Jij vooronderstelt
vooronderstel jij?
U vooronderstelt
Hij/Zij/Het vooronderstelt
Wij vooronderstellen
Jullie vooronderstellen
Zij vooronderstellen
Verleden tijd van vooronderstellen
Ik vooronderstelde
Jij/U vooronderstelde
Hij/Zij/Het vooronderstelde
Wij vooronderstelden
Jullie vooronderstelden
Zij vooronderstelden
Voltooid deelwoord van vooronderstellen
voorondersteld
Tegenwoordig deelwoord van vooronderstellen
vooronderstellend