Werkwoorden vervoegen
visualiseren
Tegenwoordige tijd visualiseren
Ik visualiseer
Jij visualiseert
visualiseer jij?
U visualiseert
Hij/Zij/Het visualiseert
Wij visualiseren
Jullie visualiseren
Zij visualiseren
Verleden tijd van visualiseren
Ik visualiseerde
Jij/U visualiseerde
Hij/Zij/Het visualiseerde
Wij visualiseerden
Jullie visualiseerden
Zij visualiseerden
Voltooid deelwoord van visualiseren
gevisualiseerd
Tegenwoordig deelwoord van visualiseren
visualiserend