Werkwoorden vervoegen
verzuren
Tegenwoordige tijd verzuren
Ik verzuur
Jij verzuurt
verzuur jij?
U verzuurt
Hij/Zij/Het verzuurt
Wij verzuren
Jullie verzuren
Zij verzuren
Verleden tijd van verzuren
Ik verzuurde
Jij/U verzuurde
Hij/Zij/Het verzuurde
Wij verzuurden
Jullie verzuurden
Zij verzuurden
Voltooid deelwoord van verzuren
verzuurd
Tegenwoordig deelwoord van verzuren
verzurend