Werkwoorden vervoegen
verwijzen
Tegenwoordige tijd verwijzen
Ik verwijs
Jij verwijst
verwijs jij?
U verwijst
Hij/Zij/Het verwijst
Wij verwijzen
Jullie verwijzen
Zij verwijzen
Verleden tijd van verwijzen
Ik verwees
Jij/U verwees
Hij/Zij/Het verwees
Wij verwezen
Jullie verwezen
Zij verwezen
Voltooid deelwoord van verwijzen
verwezen
Tegenwoordig deelwoord van verwijzen
verwijzend