Werkwoorden vervoegen
vervagen
Tegenwoordige tijd vervagen
Ik vervaag
Jij vervaagt
vervaag jij?
U vervaagt
Hij/Zij/Het vervaagt
Wij vervagen
Jullie vervagen
Zij vervagen
Verleden tijd van vervagen
Ik vervaagde
Jij/U vervaagde
Hij/Zij/Het vervaagde
Wij vervaagden
Jullie vervaagden
Zij vervaagden
Voltooid deelwoord van vervagen
vervaagd
Tegenwoordig deelwoord van vervagen
vervagend