Werkwoorden vervoegen
veroordelen
Tegenwoordige tijd veroordelen
Ik veroordeel
Jij veroordeelt
veroordeel
U veroordeelt
Hij/Zij/Het veroordeelt
Wij veroordelen
Jullie veroordelen
Zij veroordelen
Verleden tijd van veroordelen
Ik veroordeelde
Jij/U veroordeelde
Hij/Zij/Het veroordeelde
Wij veroordeelden
Jullie veroordeelden
Zij veroordeelden
Voltooid deelwoord van veroordelen
veroordeeld
Tegenwoordig deelwoord van veroordelen
veroordelend