Werkwoorden vervoegen
vermenselijken
Tegenwoordige tijd vermenselijken
Ik vermenselijk
Jij vermenselijkt
vermenselijk jij?
U vermenselijkt
Hij/Zij/Het vermenselijkt
Wij vermenselijken
Jullie vermenselijken
Zij vermenselijken
Verleden tijd van vermenselijken
Ik vermenselijkte
Jij/U vermenselijkte
Hij/Zij/Het vermenselijkte
Wij vermenselijkten
Jullie vermenselijkten
Zij vermenselijkten
Voltooid deelwoord van vermenselijken
vermenselijkt
Tegenwoordig deelwoord van vermenselijken
vermenselijkend