Werkwoorden vervoegen
uniformeren
Tegenwoordige tijd uniformeren
Ik uniformeer
Jij uniformeert
uniformeer jij?
U uniformeert
Hij/Zij/Het uniformeert
Wij uniformeren
Jullie uniformeren
Zij uniformeren
Verleden tijd van uniformeren
Ik uniformeerde
Jij/U uniformeerde
Hij/Zij/Het uniformeerde
Wij uniformeerden
Jullie uniformeerden
Zij uniformeerden
Voltooid deelwoord van uniformeren
geüniformeerd
Tegenwoordig deelwoord van uniformeren
uniformerend