Werkwoorden vervoegen
uitlogen
Tegenwoordige tijd uitlogen
Ik loog uit
Jij loogt uit
loog jij uit?
U loogt uit
Hij/Zij/Het loogt uit
Wij logen uit
Jullie logen uit
Zij logen uit
Verleden tijd van uitlogen
Ik loogde uit
Jij/U loogde uit
Hij/Zij/Het loogde uit
Wij loogden uit
Jullie loogden uit
Zij loogden uit
Voltooid deelwoord van uitlogen
uitgeloogd
Tegenwoordig deelwoord van uitlogen
uitlogend