Werkwoorden vervoegen
uithuilen
Tegenwoordige tijd uithuilen
Ik huil uit
Jij huilt uit
huil jij uit?
U huilt uit
Hij/Zij/Het huilt uit
Wij huilen uit
Jullie huilen uit
Zij huilen uit
Verleden tijd van uithuilen
Ik huilde uit
Jij/U huilde uit
Hij/Zij/Het huilde uit
Wij huilden uit
Jullie huilden uit
Zij huilden uit
Voltooid deelwoord van uithuilen
uitgehuild
Tegenwoordig deelwoord van uithuilen
uithuilend