Werkwoorden vervoegen
uitdienen
Tegenwoordige tijd uitdienen
Ik dien uit
Jij dient uit
dien jij uit?
U dient uit
Hij/Zij/Het dient uit
Wij dienen uit
Jullie dienen uit
Zij dienen uit
Verleden tijd van uitdienen
Ik diende uit
Jij/U diende uit
Hij/Zij/Het diende uit
Wij dienden uit
Jullie dienden uit
Zij dienden uit
Voltooid deelwoord van uitdienen
uitgediend
Tegenwoordig deelwoord van uitdienen
uitdienend