Werkwoorden vervoegen
uiteenzetten
Tegenwoordige tijd uiteenzetten
Ik zet uiteen
Jij zet uiteen
zet jij uiteen?
U zet uiteen
Hij/Zij/Het zet uiteen
Wij zetten uiteen
Jullie zetten uiteen
Zij zetten uiteen
Verleden tijd van uiteenzetten
Ik zette uiteen
Jij/U zette uiteen
Hij/Zij/Het zette uiteen
Wij zetten uiteen
Jullie zetten uiteen
Zij zetten uiteen
Voltooid deelwoord van uiteenzetten
uiteengezet
Tegenwoordig deelwoord van uiteenzetten
uiteenzettend