Werkwoorden vervoegen
toiletteren
Tegenwoordige tijd toiletteren
Ik toiletteer
Jij toiletteert
toiletteer jij?
U toiletteert
Hij/Zij/Het toiletteert
Wij toiletteren
Jullie toiletteren
Zij toiletteren
Verleden tijd van toiletteren
Ik toiletteerde
Jij/U toiletteerde
Hij/Zij/Het toiletteerde
Wij toiletteerden
Jullie toiletteerden
Zij toiletteerden
Voltooid deelwoord van toiletteren
getoiletteerd
Tegenwoordig deelwoord van toiletteren
toiletterend