Werkwoorden vervoegen
syndiceren
Tegenwoordige tijd syndiceren
Ik syndiceer
Jij syndiceert
syndiceer jij?
U syndiceert
Hij/Zij/Het syndiceert
Wij syndiceren
Jullie syndiceren
Zij syndiceren
Verleden tijd van syndiceren
Ik syndiceerde
Jij/U syndiceerde
Hij/Zij/Het syndiceerde
Wij syndiceerden
Jullie syndiceerden
Zij syndiceerden
Voltooid deelwoord van syndiceren
gesyndiceerd
Tegenwoordig deelwoord van syndiceren
syndicerend