Werkwoorden vervoegen
spreiden
Tegenwoordige tijd spreiden
Ik spreid
Jij spreidt
spreid jij?
U spreidt
Hij/Zij/Het spreidt
Wij spreiden
Jullie spreiden
Zij spreiden
Verleden tijd van spreiden
Ik spreidde
Jij/U spreidde
Hij/Zij/Het spreidde
Wij spreidden
Jullie spreidden
Zij spreidden
Voltooid deelwoord van spreiden
gespreid
Tegenwoordig deelwoord van spreiden
spreidend