Werkwoorden vervoegen
spoken
Tegenwoordige tijd spoken
Ik spook
Jij spookt
spook jij?
U spookt
Hij/Zij/Het spookt
Wij spoken
Jullie spoken
Zij spoken
Verleden tijd van spoken
Ik spookte
Jij/U spookte
Hij/Zij/Het spookte
Wij spookten
Jullie spookten
Zij spookten
Voltooid deelwoord van spoken
gespookt
Tegenwoordig deelwoord van spoken
spokend