Werkwoorden vervoegen
spillen
Tegenwoordige tijd spillen
Ik spil
Jij spilt
spil jij?
U spilt
Hij/Zij/Het spilt
Wij spillen
Jullie spillen
Zij spillen
Verleden tijd van spillen
Ik spilde
Jij/U spilde
Hij/Zij/Het spilde
Wij spilden
Jullie spilden
Zij spilden
Voltooid deelwoord van spillen
gespild
Tegenwoordig deelwoord van spillen
spillend