Werkwoorden vervoegen
smaden
Tegenwoordige tijd smaden
Ik smaad
Jij smaadt
smaad jij?
U smaadt
Hij/Zij/Het smaadt
Wij smaden
Jullie smaden
Zij smaden
Verleden tijd van smaden
Ik smaadde
Jij/U smaadde
Hij/Zij/Het smaadde
Wij smaadden
Jullie smaadden
Zij smaadden
Voltooid deelwoord van smaden
gesmaad
Tegenwoordig deelwoord van smaden
smadend