Werkwoorden vervoegen
scoren
Tegenwoordige tijd scoren
Ik scoor
Jij scoort
scoor jij?
U scoort
Hij/Zij/Het scoort
Wij scoren
Jullie scoren
Zij scoren
Verleden tijd van scoren
Ik scoorde
Jij/U scoorde
Hij/Zij/Het scoorde
Wij scoorden
Jullie scoorden
Zij scoorden
Voltooid deelwoord van scoren
gescoord
Tegenwoordig deelwoord van scoren
scorend