Werkwoorden vervoegen
saneren
Tegenwoordige tijd saneren
Ik saneer
Jij saneert
saneer jij?
U saneert
Hij/Zij/Het saneert
Wij saneren
Jullie saneren
Zij saneren
Verleden tijd van saneren
Ik saneerde
Jij/U saneerde
Hij/Zij/Het saneerde
Wij saneerden
Jullie saneerden
Zij saneerden
Voltooid deelwoord van saneren
gesaneerd
Tegenwoordig deelwoord van saneren
sanerend