Werkwoorden vervoegen
samenwerken
Tegenwoordige tijd samenwerken
Ik werk samen
Jij werkt samen
werk jij samen?
U werkt samen
Hij/Zij/Het werkt samen
Wij werken samen
Jullie werken samen
Zij werken samen
Verleden tijd van samenwerken
Ik werkte samen
Jij/U werkte samen
Hij/Zij/Het werkte samen
Wij werkten samen
Jullie werkten samen
Zij werkten samen
Voltooid deelwoord van samenwerken
samengewerkt
Tegenwoordig deelwoord van samenwerken
samenwerkend