Werkwoorden vervoegen
samenpakken
Tegenwoordige tijd samenpakken
Ik pak samen
Jij pakt samen
pak jij samen?
U pakt samen
Hij/Zij/Het pakt samen
Wij pakken samen
Jullie pakken samen
Zij pakken samen
Verleden tijd van samenpakken
Ik pakte samen
Jij/U pakte samen
Hij/Zij/Het pakte samen
Wij pakten samen
Jullie pakten samen
Zij pakten samen
Voltooid deelwoord van samenpakken
samengepakt
Tegenwoordig deelwoord van samenpakken
samenpakkend