Werkwoorden vervoegen
riposteren
Tegenwoordige tijd riposteren
Ik riposteer
Jij riposteert
riposteer jij?
U riposteert
Hij/Zij/Het riposteert
Wij riposteren
Jullie riposteren
Zij riposteren
Verleden tijd van riposteren
Ik riposteerde
Jij/U riposteerde
Hij/Zij/Het riposteerde
Wij riposteerden
Jullie riposteerden
Zij riposteerden
Voltooid deelwoord van riposteren
geriposteerd
Tegenwoordig deelwoord van riposteren
riposterend