Werkwoorden vervoegen
reciproceren
Tegenwoordige tijd reciproceren
Ik reciproceer
Jij reciproceert
reciproceer jij?
U reciproceert
Hij/Zij/Het reciproceert
Wij reciproceren
Jullie reciproceren
Zij reciproceren
Verleden tijd van reciproceren
Ik reciproceerde
Jij/U reciproceerde
Hij/Zij/Het reciproceerde
Wij reciproceerden
Jullie reciproceerden
Zij reciproceerden
Voltooid deelwoord van reciproceren
gereciproceerd
Tegenwoordig deelwoord van reciproceren
reciprocerend