Werkwoorden vervoegen
recipiëren
Tegenwoordige tijd recipiëren
Ik recipieer
Jij recipieert
recipieer jij?
U recipieert
Hij/Zij/Het recipieert
Wij recipiëren
Jullie recipiëren
Zij recipiëren
Verleden tijd van recipiëren
Ik recipieerde
Jij/U recipieerde
Hij/Zij/Het recipieerde
Wij recipieerden
Jullie recipieerden
Zij recipieerden
Voltooid deelwoord van recipiëren
gerecipieerd
Tegenwoordig deelwoord van recipiëren
recipiërend