Werkwoorden vervoegen
rebelleren
Tegenwoordige tijd rebelleren
Ik rebelleer
Jij rebelleert
rebelleer jij?
U rebelleert
Hij/Zij/Het rebelleert
Wij rebelleren
Jullie rebelleren
Zij rebelleren
Verleden tijd van rebelleren
Ik rebelleerde
Jij/U rebelleerde
Hij/Zij/Het rebelleerde
Wij rebelleerden
Jullie rebelleerden
Zij rebelleerden
Voltooid deelwoord van rebelleren
gerebelleerd
Tegenwoordig deelwoord van rebelleren
rebellerend