Werkwoorden vervoegen
ravitailleren
Tegenwoordige tijd ravitailleren
Ik ravitailleer
Jij ravitailleert
ravitailleer jij?
U ravitailleert
Hij/Zij/Het ravitailleert
Wij ravitailleren
Jullie ravitailleren
Zij ravitailleren
Verleden tijd van ravitailleren
Ik ravitailleerde
Jij/U ravitailleerde
Hij/Zij/Het ravitailleerde
Wij ravitailleerden
Jullie ravitailleerden
Zij ravitailleerden
Voltooid deelwoord van ravitailleren
geravitailleerd
Tegenwoordig deelwoord van ravitailleren
ravitaillerend