Werkwoorden vervoegen
rangschikken
Tegenwoordige tijd rangschikken
Ik rangschik
Jij rangschikt
rangschik jij?
U rangschikt
Hij/Zij/Het rangschikt
Wij rangschikken
Jullie rangschikken
Zij rangschikken
Verleden tijd van rangschikken
Ik rangschikte
Jij/U rangschikte
Hij/Zij/Het rangschikte
Wij rangschikten
Jullie rangschikten
Zij rangschikten
Voltooid deelwoord van rangschikken
gerangschikt
Tegenwoordig deelwoord van rangschikken
rangschikkend